Vanaf 1860 nam fotografie wereldwijd een grote vlucht omdat de kwaliteit van het afdrukken op papier verbeterde. Dit duurde tot de Grote Oorlog (W.O.I), toen de toevoer van papier en chemicaliën stokte.
Tallozen, in Nederland voornamelijk mannen maar bijv. in Zweden ook veel (ongehuwde) vrouwen, wierpen zich op de fotografie om een centje bij te verdienen. Foto’s werden reclamemateriaal toen het technisch mogelijk was ze af te drukken in kranten, tijdschriften en folders. Stoomvaartmaatschappijen bijvoorbeeld maakten hiermee reclame om in te schepen naar de west of de oost. De upper class ging reizen.
In de souvenirfotografie kwam alles samen: gebouwen in grote steden, exotische volkeren, berggebieden, wilde dieren, etc.. Zo kochten toeristen na het bezoek aan een Japans badhuis foto’s van theeceremonies en van badende Geisha’s van de beroemde fotograaf Kusabe Kimbei. Een serie hiervan is in mijn bezit.
Op Sumatra en Bali poseerden bewoners gedwongen voor de camera’s van de Engelse en Nederlandse overheersers, de vrouwen half ontbloot, zoals te zien is op mijn scans van een aantal glasnegatieven uit Ned.-Indie, 1901.
Autochtonen vervreemdden van hun omgeving als object van een fotojacht.